Verantwoording van de spelling van het Valkenburgs
Bij de samenstelling van dit woordenboek van het actuele Valkenburgs speelt de spelling vanzelfsprekend een belangrijke rol. Deze moet helder en consequent zijn. Het probleem is dat er geen officiële spelling van het Valkenburgs voorhanden is. De spelling van de Nederlandse dialecten is gerelateerd aan de spelling van het Nederlands.We weten hoelang het heeft geduurd, voordat er een officiële spelling van het Nederlands kwam die door de regering erkend werd. Het voorbereidende werk werd aan het begin van de negentiende eeuw verricht door M.Siegenbeek. De Vries en Te Winkel bouwden erop voort en hun werk vormde in 1883 het algemeen erkende uitgangspunt voor een nationale spelling.
Daarmee was de discussie niet voorbij. De belangrijkste kritiek op de eerste officiële spelling van het Nederlands had te maken met het vasthouden aan het etymologisch beginsel dat bijvoorbeeld het onderscheid bepaalde tussen de ’ei’en de ’ij’en de ’au’ en de ’ou’. Ten aanzien van kwesties als het voornaamwoordelijk gebruik, de geslachtsaanduiding van zelfstandige naamwoorden, de spelling van bastaardwoorden en de tussenklanken in samenstellingen, bleef men streven naar vereenvoudiging, wat leidde tot de eerste grote aanpassing in 1947 die gebaseerd was op het werk van R.Kollewijn. Maar ook daarna zouden nog diverse ’vereenvoudigingen’ volgen en op de dag van vandaag is het laatste woord over de spelling en de aanpassing ervan nog niet gezegd.
De spelling van het Valkenburgs steunt op de uitgangspunten en beginselen die ook voor de spelling van het AN gelden. Daarnaast is frequent gebruik gemaakt van de adviezen en aanbevelingen van de Raad voor het Limburgs, Veldeke Limburg en de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde. Regelmatig is gekeken naar de werkwijze van samenstellers van andere Limburgse en Duitse dialectwoordenboeken. Ook de schrijfwijze van Franse woorden was vaker een richtsnoer.
In tegenstelling tot het Nederlands zal blijken dat de spelling van het Valkenburgs veel meer gebaseerd is op een eigen fonetisch systeem op de grens van het Nederlands, het Duits en het Frans. De verschillen tussen de vele dialecten zit voornamelijk in het gebruik van de klinkers en de tweeklanken/drieklanken. Medeklinkers behouden veel meer hun vaste plaats in de uitspraak. Om nu op zo verantwoord mogelijke wijze de spelling van het Valkenburgs te relateren aan de meest gangbare uitspraak in de praktijk van alledag, hebben de samenstellers tien jaar lang geluisterd naar de inbreng van drie generaties Valkenburgers, verenigd in de ‘Geulraod’.
Bijzondere spellingkwesties binnen het Valkenburgs
Na vele bijeenkomsten van de ‘Wieze Raod’ is het ons mogelijk belangrijke spellingsaangelegenheden en gebruiksaanwijzingen voor de spelling van het Valkenburgs te rubriceren. Een groot deel ervan komt vanzelfsprekend ook in andere Limburgse dialecten voor, zij het met nuanceverschillen. Als we het in dit kader hebben over specifieke kenmerken van en beslissingen voor de spelling van het Valkenburgs, dan denken we allereerst aan opvallende verschillen met het Algemeen Nederlands.
De svarabhaktivocaal
Deze vocaal, kortweg ook ‘sjwa’ genoemd en die we in de wandelgangen als ‘stomme e’ betitelen, komt ook in het Nederlands en in Nederlandse dialecten voor. In het Valkenburgs is hij heel nadrukkelijk aanwezig na de l en de r, als deze binnen dezelfde lettergreep gevolgd worden door een andere medeklinker (met uitzondering van de dentalen d, t, s of sj) . We schrijven de ‘stomme e’ evenwel niet. Wel geven we deze vocaal aan met het sjwa-teken ∂ tussen de toontekens achter het betreffende woord.
De 'c'
In het Valkenburgs kennen we geen c. De c schrijven we uitsluitend als onderdeel van de ch.
Spreken we de c uit als een s, dan schrijven we een s. Horen we voor een duidelijke k, dan schrijven we een k.
De Nederlandse uitgangen: ...tie, ...isch, ...seren, ...lijk, ...dag
Woorden die in het Nederlands eindigen op ...tie, spellen we met ......sie, woorden op ...isch veranderen in ...ies en werkwoorden met de uitgang ...seren, spellen we met een z: ...zere; het achtervoegsel ...lijk wordt ...lek.
Namen van de dagen van de week (...dag), spellen we als ...deg, vanwege de uitspraak met een ‘stomme e’).
De 'ij'
De ei en de ij klinken in het Nederlands hetzelfde. In een aantal dialecten heeft de ij nog de klank ie bewaard. In het Valkenburgs kennen we geen ij, enkel de ie. Als men meent dat er in het dialect toch woorden met een ij bestaan, dan zijn het evenwel AN-woorden. Dan betreft het wellicht een woord van Duits origine: zo menen we dat het AN-woord ‘fijn’ in ons dialect of fien is (fijn, dun gemalen of fijn van lichaamsbouw) of fein (in de betekenis van aangenaam, lekker, oprecht, prettig in de omgang)
De stemhebbende velare explosief ’gk’
In ’t AN is er in het overzicht van de plofmedeklinkers een lege plaats: b/p – d/t - .../k. In het Nederlands horen we wel een geassimileerde plofmedeklinker, zoals in ‘zakdoek, likdoorn, bakboord’, maar deze wordt niet als een zelfstandige medeklinker erkend en in de spelling ook niet gehonoreerd. In het Limburgs wordt deze plofmedeklinker als een zelfstandige en stemhebbende medeklinker beschouwd.
De Veldeke-spelling luidt: ’gk’, maar deze spelling leidt tot inconsequenties bij de vorming van het enkelvoud en de stamvorming bij werkwoorden, bijvoorbeeld: muggen: mögke - mug: mök; liggen: liegke – ik lig: iech liek) of tot onnodige verwarring zoals in: lieksjtool = ligstoel of lijkstoel ?
We hebben gemeend een eigen letterteken toe te kennen door boven de ‘g’ het diacritische teken ˘ (kommetje) te plaatsen ‘ğ’, de zogenaamde breve (= kort).
In de prakrijk leidt dit tot de volgende spelling: liggen = lieğğe – ik lig = iech lieğ; mug = möğ – muggen = möğğe. In de ons omringende talen kent men deze bijzondere plofklank ook. Men geeft haar echter weer met een gewone g (Duits: gern, gut; Frans: garçon, gare; Engels: good, guy).
In het AN kennen we die gewone g enkel als een wrijfmedelinker, de stemhebbende tegenhanger van de ch, terwijl ze in veel, voornamelijk Engelse, leenwoorden als ğ wordt uitgesproken.
In het Valkenburgs, staat de ğ niet alleen in het midden van werkwoorden of meervoudsvormen; we kennen in de Limburgse dialecten ook andere woorden (al dan niet leenwoorden), die de spelling van een ğ (gee-braef) alleszins rechtvaardigen (bijvoorbeeld: hanğaar, jónğläör, kónğergasie, kónğres).
De spelling van de 'j'
In het Valkenburgs kennen we de j enkel als zelfstandige glijmedeklinker (palatale spirant) en als onderdeel van de lettercombinatie voor de wrijfmedeklinkers sj en zj; de j als halfklinker kent het Valkenburgs niet.
Wanneer spellen we geen j, ook al wordt die wel gehoord?
tussen twee lettergrepen als er in het Valkenburgs geen gevaar voor verkeerde uitspraak is, zoals in bioskoop, kampioen, pensioan, perfisiat, podium, riool, triomf, viaduk, viool, vioal/viuèlke;
Binnen een samengesteld woord met een voorzetsel als het eerste deel van het woord een zelfstandig woord kan vormen, zoals bijeen, hieraan, hieronder. In dat geval gebruiken we een koppelteken om een verkeerde uitspraak te vermijden: bie-ein, hie-aan, hie-ónder
Wanneer spellen we wel een j, als die gehoord wordt?
In het geval van de lettercombinatie ...eum die ook in het Valkenburgs niet als ...eum, maar als ...ejum wordt uitgesproken. Het AN houdt vast aan respect voor het ontleningskarakter, het Valkenburgs volgt meer de uitspraak-herkenning: muzejum, attenejum, jubelejum, karbolejum, linolejum;
als in het AN de klinker e of de ij gevolgd wordt door een a, zoals in theater (tejater), meanderen (mejandere), vijand (viejand);
aan het einde van een stoottonig woord als afsluitende noodzakelijke medeklinker, zoals in: baj, bleuj, bliej, buuj, priej, toaj;
in meestal tweelettergrepige woorden, waarbij de tweede lettergreep met een in het AN gespelde d begint, zoals in bieden (beje), heide (heij), kledij (kleijaasj), kleden (kleije), leiden (leije), lijden (lieje), schede (sjeij), slede (sjleij), snede (sjneej), spreiden (sjpreije), snijden (sjnieje), weide (weij)
op plaatsen waar in het AN weliswaar een j wordt gehoord, maar een i wordt geschreven, zoals in bloeien (bleuje), breien (breije), knoeien (knoaje), koeioneren (koejenere), waaien (wejje)
als in het AN een zelfstandig naamwoord eindigt op een ij (partij, schutterij( dan horen we in het Valkenburgs een ie-klank, die afgesloten wordt met een j. We spellen derhalve: pertiej, sjötteriej. Deze afsluitende j horen we in het Valkenburgs niet bij AN-woorden die uitgaan op een ie; derhalve wordt ook in het Valkenburgs in dit geval geen j geschreven: drie (drie, meervoud: drieje), harmonie (hermenie, meervoud: hermenieje)
De spelling van de 'w'
De spelling van de w in het Valkenburgs aan het begin van een woord of lettergreep is identiek aan de spelling in het AN. Het Valkenburgs hoort en spelt vaak een w, waar in het AN een d staat: oude (ouwe), luiden (loewe), roede (roow), goede (goow), bloeden (O/M: blowe; J: bloje); spoeden (O/M: sjpowe; J: sjpoje)
Een geval van klinkerverzwakking
Dit komt voor bij twee- of meerlettergrepige woorden als de tweede lettergreep het accent heeft. De klinker in de eerste lettergreep verzwakt dan tot ‘n ‘stomme e’, die we dan ook spellen: benaan, fetsoen, gezèt, kebaal, kedo, keplaon, ketoen, meziek, pestoar. Langere vormen van deze woorden krijgen vaak weer het accent op de eerste lettergreep en behouden de oorspronkelijke spelling: kaplenie, muzikaal, pasteriej
Nog een geval van klinkerverzwakking met medeklinkerverdubbeling
Bij drie- of meerlettergrepige AN-woorden, met het hoofdaccent op de 3e lettergreep en een 1e open lettergreep met een lange klinker en een nevenklemtoon t.o.v. de 2e open lettergreep (in ‘t AN vaak: archifonemen genoemd), veranderen in het Valkenburgs zodanig dat de 1e lettergreep een korte klinker met verdubbeling van de medeklinker krijgt en de klinker in de 2e lettergreep verzwakt tot een ‘stomme e’. Dit leidt tot de volgende spelling: appetièk, fibberwari, ginneraal, grinnedien, illektriek, illestiek, ittelaasj, karrebien, katteliek, kammezaol, kammeraod, limmenaad, middesien, milledie, riddenere, rippetiese, pappegej, prizzentere, próttestant, tillefoon
Uitstoten van een klinker in de eerste lettergreep
AN-woorden, waarvan de eerste open lettergreeponbeklemtoond is, en gevolgd wordt door een beklemtoonde lettergreep die begint met een l, r of n, verliezen in het Valkenburgs gemakkelijk de klinker van de eerste lettergreep: garage (graasj); geloven (gluive); kalender (klender); kanarie (knarie); konijn (knien); politie (plisie), terug (truuğ).
De 'i' uitgesproken als korte 'ie'
De als korte ie uitgesproken i in het AN handhaven we in het Valkenburgs: artikel blijft artikel, proficiat → perfisiat; lilliputter→ lilipötter; liniaal →liniaal; televisie→tillevizie
Metathesis
Wellicht mede onder invloed van het Duits kennen we in het Valkenburgs het verschijnsel van de metathesis, waarbij de l en de r ten opzichte van elkaar van plaats veranderen. De oude generaties [O] spraken bijvoorbeeld van: melger (mergel) en dölper (dorpel). We vermelden dit als volgt
mergel ~∂ m (stofn.) mergel, gele kalkzandsteen, krijtsteen, [O:melger]; (D: Mergel)
dörpel ~∂ [O:dölper] m (dörpele-dörpelke) dorpel, drempel
In plaatsnamen zien we dit verschijnsel veelvuldig optreden: Doonder (Doenrade), Heelder (Heerlen), Kunder (Kunrade), Voelender (Voerendaal). Ook is het zichtbaar bij woorden als:
persessie (processie); perfisiat (proficiat); sakkerment (sacrament); sikkertaris (secretaris)
De opname van Franse leenwoorden in het Valkenburgs
Franse leenwoorden die eindigen op –eur hebben in het AN de eu-klank, maar niet in het Valkenburgs dat de Franse uitspraak äö behoudt wat we ook in de spelling honoreren. De spelling van het gehele woord passen we aan de uitspraak aan: deserteur (dizzertäör); facteur (faktäör); controleur (kónterläör); coiffeur (kwaffäör)
Deze fonetische aanpassing zien we ook bij andere Franse leenwoorden: blamage (blamaasj) chique/chic (sjiek); horloge (reloozje); magnifiek (manjefiek); signaal (sienjaal)
Noot
In het hierna volgende schema (spellingoverzicht) zijn weergegeven:
- acht gedekte korte klinkers nrs. 1 t.m. 8 (linkerkolom)
- acht bijbehorende lange klinkers nrs. 1 t.m. 8 (rechterkolom)
- drie dubbele klinkers nrs. 9 t.m. 11 (uu-ie-oe)(linker– en rechterkolom)
- drie tweeklanken nrs. 12 t.m. 14 (au/ou-ui-ei) (rechterkolom)
- drie openende of stijgende tweeklanken (iè, oa, uè) (rechterkolom)
- zes plofmedeklinkers, waarvan drie doffe, stemhebbende: B, D en Ğ en drie scherpe, stemloze tegenhangers: P, T en K
- acht wrijfmedeklinkers, waarvan vier doffe, stemhebbende: V, G, Z en ZJ en vier scherpe, stemloze tegenhangers: F, CH, S en SJ
- drie neusmedeklinkers: M, N en NG
- twee vloeimedeklinkers: L en R
- twee glijmedeklinkers: J en W
- een ruismedeklinker: H
Daarnaast kennen we de doffe, toonloze ‘stomme e’ (sjwa / svarabhaktivocaal (∂) met de klank van een stemloze ö
Alle klinkers en medeklinkers worden in het woordenboekdeel Valkenburgs-Nederlands op de betreffende alfabetische-lexicografische plaats afzonderlijk benoemd en beschreven.
KLINKERS
1 | a | baj \ | sjtal ~ | 1 | aa | vaan \ | daak~ | |
korte klinkers stoottoon \ sleeptoon ~ lange klinkers stoottoon \ sleeptoon ~
1. a baj \ sjtal ~ 1. aa vaan \ daak ~
2. e sjtek \ tent ~ 2. în (Fr) ..... .....
3. è bèd \ sjtèl ~ 3. ae zaeg \ waeg ~ [O]
4. i hin \ rink ~ 4. ee leech \ sjmeed ~
5. o bok \ vol ~ 5. ao kraom \ traog ~ [O]
6. ó zón \ kómp ~ 6. oo book \ look ~
7. ö vösj \ pröl ~ 7. äö väöl \ träöt ~ [O]
8. u un \ vrund ~ 8. eu keul \ Geul ~
9. uu buut \ 9. uu pluum \ kruus ~
10. ie diek \ 10. ie piel \ riek ~
11. oe sjtoep \ 11. oe koel \ hoes ~
12 a. au zauf \ kauf ~
12 b. ou kouw \ sjtoum ~
13. ui huij \ tuit ~
14. ei klein \ zeip ~
15. iè tièn \ ièrder ~
16. oa doas \ groater ~
17. uè gruètsj \ ........
MEDEKLINKERS
plofmedeklinkers
stemhebbend, dof: B (höbbe) D (sjödde) Ğ (lèğğe)
stemloos, scherp: P (sjnappe) T (lètte) K (lökke)
wrijfmedeklinkers
stemhebbend, dof: V (sjave) G (vaege) Z (luèze) ZJ (broezje)
stemloos, scherp: F (sjaffe) CH (lache) S (passe) SJ (wesje)
neusmedeklinkers: M (kraome) N (renne) NG (zinge)
vloeimedeklinkers: L (hole) R (huère)
glijmedeklinkers: J (lieje) W (loewe)
ruismedeklinker: H (hae)
In het voorgaande overzicht zijn de korte klinkers en de bijbehorende lange klinkers naast elkaar geplaatst met hetzelfde nummer, zoals dat voor alle Limburgse dialecten geldt en hier is toegespitst op het Valkenburgs.
Ter wille van de uitspraak van de, van het AN afwijkende, klinkers zou wellicht het internationaal fonetisch alfabet te verkiezen zijn geweest, doch hier volgt een korte verduidelijking, aangevuld met woorden uit de ons aangrenzende landstalen:
è: (versjèt, sjtèl) (D: gern; Fr: mais) → ae: (waer, dae) (E: air; Fr: frère)
o: (bok, lol) → ao: (dao, paol) (E: law; Fr: encore)
ó: (tóng, sjtómp) → oo: (sjoon, look)(Fr: beau)
ö: (sjödde, döl) (D: Köln; Fr: que) → äö: (väöl, päöl) (E: bird; Fr: soeur)
iè: (twiè, sjriève)
oa: (doas, groater)
uè: (luèze, gruètsj)
ğ: (zèğğe, kónğres) (D: gut; E: girl; Fr: garçon)
sj: (sjeif, sjoan) (D: sch; Fr: charme)
zj: (zjweite, zjwaer) (Fr: jardin)